donderdag 19 februari 2009

verhaal Hoboken

Bullshit


In een uithoek van Antwerpen, waar niemand nog komt, bevindt zich een dierengemeenschap, die verdacht lijkt op de mensenwereld.
De plek staat in de geschiedenis boeken beschreven als Hoboken.

Generaties lang leefden de arme Hobokenaren in strijd met de rijke klasse. Op een dag werden de lichamen van de barones en de bakker, levenloos terug gevonden in de kerk. De Zwarte God was van zijn statief naar beneden gedonderd en had de twee in hun verboden omhelzing gedood. Het mysterieuze beeld, dat in de Middeleeuwen was aangespoeld, kreeg van die dag de schuld van de jarenlange onvrede in het dorp. De mensen dachten dat het beeld een vloek droeg die alle liefde doodde. Een voor één verhuisden ze en lieten al hun spullen achter alsof die behekst waren. Binnen het jaar was de plek een spookstad geworden.

Dit tot groot jolijt van de dierenbevolking, die stelselmatig de mensen hun plek innamen. Ze kregen mensenstreken, woonden in de huizen, droegen hun kleren en baatten zelfs hun winkels uit.
Anders dan hun voorgangers, leefden de dieren in vrede met elkaar. Hoboken werd een toevluchtsoord voor dierenvluchtelingen van over de hele wereld. Men trof er de vreemdste menghuwelijken aan .

Op een dag dreigt de geschiedenis zich te herhalen. Een onbekend object is aangespoeld op exact dezelfde plek als waar de Zwarte God ooit gevonden is.
Een verkenningsbrigade wordt erop af gestuurd.


“Wat is het?” In een boog staan ze om de zwarte kogel. Een golf komt op en gooit de blinkende knikker een paar meter verder. Met natte tenen trippelen ze erachteraan. Mia kijkt bezorgd naar haar nieuwe schoenen. Had ze nu toch maar die waterdichte spray gekocht. Haar laklederen pumps glimmen even fel als het natte ding.
“Hey Mia, ben je een schoen kwijt?” Iedereen lacht.
Beheerst probeert de giraf zich recht te houden.

De aangespoelde schat beweegt. Verschrikt springt iedereen achteruit. Steekpinnen schieten als antennes van onder het kogelvormige lichaam uit.
Acht in totaal. Het ding rolt op zijn zijde om recht te komen. Krakend. Een rode en gele vlek worden zichtbaar.
“Een merkteken! Jezus, Maria, de Zwarte God is terug!”
“Mijn duifje toch,” sust Jimmy. De vlinder legt geruststellend een vleugel om zijn vrouw. Maar Rita slaat verschrikt een kruisteken en roekoet luidgillend weg.
“Vrouwen!” zucht Jimmy zijn eega achterna.
“Thervuren?” komt er met een vreemd accent uit het zwarte wezen.
Ogen rollen alle kanten uit, op zoek naar vertaling.
Jimmy herkent als eerste het Amerikaans accent.
“Nee, Hoooboooken. Ge zij dier in Hooobooke,” roept hij luid en overdreven articulerend.
“Shit.”
“Hij zegt stront,” vertaalt de vlinder.
“Pfft, een Amerikaan,” zucht Mia teleurgesteld. “Die fuck en shit taal vind ik maar niks.”
De giraf trekt haar poten uit de spagaat die ze had gemaakt om de vreemdeling beter te kunnen zien. Elegant, met haar kin in de lucht, stapt ze klikklakkend op haar hoge hakken weg.
“Ze zou anders wel een beetje ‘fuck’ kunnen gebruiken,” schertst Jimmy verbroederend tegen zijn nieuwe makker. “Nu reageert ze haar frustratie af op onze bomen. Ze eet zich een breuk aan bladeren. Volgens mijn vrouw lijdt ze aan boulemie, want we zien haar geen gram verdikken.”
Hun ogen zijn gericht op de bevallige derrière van de wegwiegende deerne.
De buitenlander bijt op zijn onderlip, gehypnotiseerd door de dansende vlekken op haar strakke legging. Wat is ze groot! Benen zo lang als de nacht en een hals die tot bij God reikt. Waarom zou ze die slanke welving verstoppen in een rolkraag?
“Acne,” leest Jimmy zijn gedachten. “Haar nek staat vol pukkels. Ik zeg het toch, die heeft een man nodig, maar ja, niemand is goed genoeg voor haar. En intussen vreet ze onze bomen kaal. Allee, kijk nu, ze maakt ons bos gewoon belachelijk .” Jimmy wijst naar een aantal artificieel uitziende gewassen verderop.
Maar de Casanova hoort hem niet en staart het object van zijn verlangen na. Pas wanneer de giraf verdwijnt achter één van haar afgeknabbelde kunstwerken, bemerkt de spin het vreemd uitziende gebladerte. De kroon is bij allen in het midden weggeknaagd, waardoor de bomen een wespentaille hebben. Alles wordt wazig. De spin wrijft in zijn ogen. De bomen veranderen in reusachtige zandlopers, en triggeren zijn fobie voor dit symbool.
Zijn adem stokt in zijn keel. De poten van de spin klikken als de spaken van een paraplu open. Het lijf torent vervaarlijk wankel op de dunne stelten. Een verstijfde poot gaat de hoogte in en wijst naar de zandloperachtige kunstwerken.
“Black…black.”
“Nee, groeeen”, articuleert Jimmy.
Een tweede poot volgt omhoog.
“Black…black.”
“Dat is groooeeen, grien,” verbetert Jimmy opnieuw.
Een derde en vierde poot volgen.
“Zo meteen gaat hij onderuit,” mompelt een omstaander schuin tegen zijn buurman.

En daar gebeurt het. De spin verliest het evenwicht, kantelt op de gevlekte zijde en komt met een plof neer op zijn rug, waar hij, met alle acht poten stijf in de lucht, roerloos blijft liggen.
Niemand spreekt. Een voor een druipen ze in stilte af. Als de Schelde tegen de volgende ochtend hun bezoeker niet terug heeft meegevoerd, zullen ze hem wel begraven.

Die nacht schrikt Rita abrupt wakker. “Black Widow!”
De klok wijst 2 uur. Jimmy ligt niet in bed. De postduif haast zich naar beneden en vindt haar vlinderman, zoals altijd, achter de computer.
“Jimmy, ik weet wat hij wou zeggen, de vreemdeling. Het kwam tot mij in een droom. Die spin is een zwarte weduwe.”
“Het maakt niet meer uit,” legt Jimmy haar het zwijgen op terwijl hij snel het scherm uitschakelt. “Hij is dood”.

Na een eenzame slentering langs de boorden van het water komt Mia in het midden van de nacht thuis. Ze trekt haar rolkraagtrui uit.
Een indringer houdt haar in de gaten.
“Dat is geen acné!” mompelt hij in zichzelf.
Zijn instinct ruikt onraad. Hij zet zich schrap.
De giraf legt haar hals bevallig in een lus en valt, op de tonen van een aankomend gezoem, in een diepe slaap.

Het zoemen wordt luider en verandert in haar slaap in slepende bandoneon muziek. Een uitnodigende hand.
“Tango?”

Terwijl ze droomt, storten horden muggen zich als bommenwerpers op Mia’s bevallige hals. De spin gaat in de tegenaanval en vecht als nooit tevoren.
Hij verslaat ze allemaal. Uitgeput bengelt hij als een held voor haar gesloten ogen. Haar wimpers vlinderen verleidelijk. Hij wil haar zoenen.

De droom wordt heet. Mia krijgt er dorst van.
“Champagne?”
Haar tong reikt naar de godendrank. De tangoman knipt het licht uit en doet plagend een stap achteruit. Haar tong volgt op de tast. Oei een prik, mmm.
Ze houdt van geprikkeld. Is het haar lievelingshapje acacia? Haar tong verdwijnt in een carwash van borstels die langs alle kanten masseren en kietelen.

Een half uur later wordt de giraf wakker. De zon komt op. Haar linker mondhoek krult nog na van de lekkerste tongzoen ooit.
“Meer van dat,” kreunt ze zacht en likt haar lippen af. Ze strekt haar hals.
Haar horentjes haken in een klevend spul. Een glinstering dringt stout door haar opengaande wimpers. Ragfijne draden verschijnen wazig in beeld.
Haar wenkbrauwen veranderen in vraagtekens. Gebukt kruipt ze onder het spinsel uit.
“Een muskietennet?”

Tientallen half leeggezogen kadavers van muggen kleven tegen de wand.
“Bah.” Een rilling loopt langs haar hals.
Ze grijpt naar haar keel. Geen enkele beet bij gekregen vannacht? Haar tweede mondhoek krult nu ook omhoog. Dit is het moment voor de spin om af te dalen.

“Aangenaam, Latrodectus mactans”.
Mia kijkt recht in de zwarte ogen van haar nachtelijke Latino lover.
Was dit het wilde beest dat haar in vervoering had gebracht?
Hoeveel groots kan er niet schuilen in zulk een kleine man!
Verlekkerd kijkt ze naar zijn donker behaarde armen.
“Van de orde araneae, familie theridiiddae?,” vraagt ze flirtend.
“Ah, ook Latijn gestudeerd?”
“Mm.” Ze knikt en reikt hem haar hand. “Giraffa camelo pardalis antiquorum.”
“Zullen we?”
Ze dansen een tango. Zijn handen zijn overal.
Een onder haar arm, één in haar hand, één in haar taille, één in haar haar, twee aan haar bips, twee aan haar…nou ja, je weet wel.
“Waar kom je vandaan?” kronkelt ze zwoel.
Passioneel gooit hij haar achteruit.
Haar nek zwaait in een brug over zijn knie. Wulps biedt ze haar hals aan.
“Texas,” knabbelt hij dichtbij. “By the way, noem me maar Eliot.”
“You know what makes the grass grow in Texas?” Zijn hete adem rolt tergend traag omhoog tot bij haar keel. Haar adem stokt, nee schuddend op de vraag, ja smachtend op wat hij met haar doet.
“Bull shit!” smakt hij op haar lippen.
Een man met humor! Ze kirt het uit.
“Getrouwd ElioT?” Haar tong klakt als castagnetten bij zijn naam.
“Bijna. Vlak voor de bruiloft ben ik weggelopen. Ze zou me levend hebben opgegeten. Een brief van mijn overoverovergrootvader heeft me gered. In 1967 vluchtte hij van zijn vrouw en kwam in Tervuren terecht. Die fraaie kunstwerken van jou gaven me de schok van mijn leven. Mijn ex draagt een zandloper tatoeage op haar buik. Mijn plan was eigenlijk op zoek te gaan naar familieleden. Maar nu weet ik het niet meer.”
Verliefd kijkt hij in haar ogen.
“Ja, ik wil,” antwoordt ze op de vraag die hij in stilte stelt.

Tien dagen later staan ze voor het altaar. Mia schittert vanonder haar sluier met meterslange sleep die Eliot voor haar gesponnen heeft.
“Wat een vreemde outfit,” wijst Jimmy naar de witte astronautenbroek die de spin draagt.
“Voorzorgen,” verklaart Rita, die ondertussen alles heeft opgezocht over zwarte weduwen. “Hun soort bijt elkaars billen eraf tijdens de paring, de vrouwtjesspinnen bedoel ik.”

Jimmy slikt. Misschien moet hij maar stoppen met zijn stiekeme blind date gevlinder op het internet. Je weet maar nooit wie zich voor wat uitgeeft.
Stoer trekt hij zijn duifje dichterbij. Rita glundert.
“Als iemand bezwaar heeft op dit huwelijk, spreek nu of zwijg voor eeuwig.” Klinkt het plechtig door de kerk.
De kerkdeuren zwaaien open. Het kruisbeeld van de Zwarte God licht op.
Een gestalte, bol als een kanonskogel, verduistert de zonnestralen die naar binnen proberen te komen.
“Hij is van Mij,” krijst een stem door merg en been.
Iedereen verstijft van schrik.
Mia en Eliot kijken elkaar aan.
“Hoe was die Texaanse mop van jou nu weer darling?” Mia’s ogen twinkelen ondeugend.
Eliot knipoogt, en neemt zijn Mia in een tango greep. Zijn stem galmt luid door de kerk : “You know what makes the grass grow in Texas sweety pie?”
Waardig als een koningin draait Mia haar hoofd in de richting van de dreiging.
“Bullshit!” zingt ze zoet terwijl ze haar rivale recht in de ogen kijkt.

monica vanleke

column Airport 5


Column

AIRPORT 007 by Mo 007
hond in schaapskleren

Bob was zijn leven als schoothondje beu en ging aan de slag bij sheepcare, een transportbedrijf dat instond voor het dagelijks vervoer van schapen die hun gok gingen wagen aan de andere kant van de wei.
Er was veel werk bij Sheepcare want eenmaal de dieren arriveerden waar ze dachten te willen zijn en merkten dat het gras daar helemaal niet groener was, wilden ze weer terug.

Bob kreeg een blauwe halsband met een nummer in gegraveerd waarmee hij zich elke ochtend moest aanmelden bij de ingang van de wei. Een minuut te laat betekende een bot minder lunch. Verder was het verboden te blaffen, te grommen, te bijten of zelfs te kwispelen.
Bob stond in voor de inscheping van de schapen en hun bagage. Hij had honden altijd slaafs gevonden, maar het gedrag van deze viervoeters tartte al zijn verbeelding. Het was alsof ze aan elkaar kleefden en niemand het waagde zich uit de grote bol wol te begeven. Als het eerste schaap door een smal poortje naar zijn balie liep, volgde de hele sliert dezelfde weg, terwijl de brede grasloper voor hun neus uitnodigend lonkte.
‘Domme kudde’, zuchtte hij. Maar hij vergiste zich. De krullerige bengels bleken enorm gewiekst te zijn in het sjoemelen met bagage, waarbij ze leugens en verleidingsmiddelen niet weerden. Ze luisden hem er met hun misleidend schaapachtige glimlach moeiteloos in.
Dan moest hij op zijn tanden bijten en soms ontsnapte hem wel eens een verboden grom.
Vrouwelijke schapen gooiden zonder pardon hun boezem op zijn balie, waarbij ze hem met vlinderende wimpers hypnotiseerden: ‘allez, monsieur le chien, vous êtes gentil!’ Op zulke momenten zonk zijn verweer in zijn poten en moest hij zich enorm beheersen om zijn staart stil te houden en niet te kwispelen. Maar al gauw begon hij er de humor van in te zien en genoot van het circus dat hij elke dag mocht aanschouwen.
Schapen, zogezegd uit Jamaica, verstopten smokkelwaren in hun weelderige valse rastalokken. Anderen verfden hun vacht paars, om de bosbessenjam te verdoezelen die ze wilden meenemen op reis. Zelfs ouderen deden mee aan de zwendel. Omaschapen verborgen breinaalden in hun manke poot, verpakt in verband, welke onverbiddelijk werden verwijderd. ‘Geen steekwapens aan boord!’ waarop dramatische scènes vol krokodillentranen volgden over babysokjes en slaapmutsen voor zieke opaschapen die moesten gebreid worden…
Op een dag haalde Bob het in zijn hondenkop om een laatkomer die zijn vlucht gemist had, in te lichten over het niet groenere gras aan de andere kant, en het nodeloze van de geplande reis. Het mormel bleek een wolf in schaapskleren te zijn en beet zijn neus er bijna af dat hij zich met zijn eigen zaken moest bemoeien.
Sindsdien heeft hij zijn les geleerd en tracht hij de wereld niet meer te verbeteren. Hij ruilde zijn halsband in voor een donzig krullenpakje, en zwerft sindsdien incognito rond tussen de reizende schapen.

Laat je niet misleiden door schattige wolletjes op poten…niets is wat het lijkt….

column Airport 4


Column

AIRPORT 007 by Mo 007

Disney

Het leukste aan het hoogseizoen op de luchthaven zijn de kinderen die er massaal aanstranden. Terwijl de ‘groten’ zich ergeren aan de drukte, lopen de kleintjes te dartelen tussen de chaos. Ons werkterrein is voor hen als Disneyland. De bagagebanden zijn de rollercoasters voor de koffers. Met veel gevoel wuiven de kleuters hun reistassen uit, die als eerste over de gigantische roetsjbaan naar het vliegtuig mogen rollen. Sommige dappere rakkers willen er maar al te graag achteraan gaan, het avontuur tegemoet. “Komt dat zien! : attractie Pirates of the Airport”. Toegegeven het is daar beneden een beetje een goudmijn met al die bezittingen die samen komen. Piratenpakjes voor het personeel, (inclusief ooglapjes die letterlijk helpen een oogje dicht te knijpen voor het teveel aan gewicht), zouden de boel wel opvrolijken.
Aan de gate raken de jongste passagiers gefascineerd door de uit Star Wars ontsnapte C-3PO en R2-D2, die gretig hun instapkaarten opslokken. De robots zijn het leukst als ze een beetje opstandig zijn, want dan flikkeren en piepen ze en soms spuwt er eentje een boardingpass ondeugend weer uit. ‘Oei, deze vindt hij niet zo lekker! Beetje zout erop?’

Op rij 5 word ik verrast door een 8-jarig meisje dat me een eigengemaakt paspoort van haar troetel overhandigt. Spinnie heet het mormel, 5 cm groot, geboren in Nederland. Voor ik het zelfgetekende portret kan ontwaren springt Spinnie in pluche lijve bijna op mijn neus en zie ik scheel op een harige spin. ‘5 cm?’ gil ik, ‘ Je hebt haar poten niet meegerekend!’ In grand écart haalt het monster minstens 25cm waarbij het gemakkelijk had kunnen meedoen aan de casting voor de spinnenscène in de Harry Potter film Chamber of Secrets. ‘Dag arme koffer’. Spinnie wuift met 1 poot de bezittingen na van zijn meesteres. ‘Moet toch niet leuk zijn voor mijn tas’, zucht het meisje, ‘ zo alleen in het donker in de buik van het vliegtuig’. ‘Maar mijn koffer is er toch bij?!’ voegt papa eraan toe. ‘He ja,’ lacht ze al weer, ‘ dan kunnen onze kleren leuk met elkaar keuvelen! Dag onderbroek van papa, dag bh van mama, hoe gaat het bij jullie?’ ‘Op de heenweg dan wel’, grap ik, ‘op de terugweg lijkt het me minder aangenaam met al die vuile was’. ‘Nou, dan doen ze het zo toch’, vervolgt paps, waarbij hij met 2 vingers zijn neus dichtknijpt en met Donald Duck stem zingt: ‘Dag onderbroek!’ We liggen in een deuk van het lachen.

En terwijl in mijn gedachten de vuile onderbroek en bh samen de koffer induiken voor een wild nummertje en daarmee het vliegtuig buikpijn bezorgen, denk ik aan een anekdote die me ter oren kwam. ‘Mevrouw, ik zal U voor de hele groep pakken’, kreeg ooit een passagier te horen van een zorgzame flightcare collega, die haar wou geruststellen dat ze niet meer in de rij moest aanschuiven na het in orde brengen van een formaliTiet : ))

column Airport 3


Column

AIRPORT 007 by Mo 007

Saturday flight fever

Zoals elke soldenperiode de kooplust vermeerdert bij de mensen, stijgt de vlieglust ieder hoogseizoen evenredig mee. De uitverkoop op de luchthaven is blijkbaar deze zaterdag begonnen. Ik zie overal stapels verlaten koffers. Het lijkt wel of het 10-koppig monster in de kelder er ineens genoeg van heeft gekregen van al die bagage ononderbroken door zijn tiendelige strot gepropt te krijgen en ze in een impuls rebels heeft uitgeboerd.
De splitten in mijn uniformrok kraken gevaarlijk wanneer ik me een weg baan door deze jungle. Mijn frisse douchegeur wordt in enkele seconden over’walmd’ door verhitte adem van honderden wachtende passagiers.
En onder dit alles elegant blijven! ‘Glimlach, U wordt gefilmd’. Mijn lach voelt groenig. Misschien moeten we, in navolging van het rode licht bij Brussels Airlines, de andere balies opfleuren met blacklight, om onze (steeds zeldzamer wordende) lach ultra wit te reflecteren tot aan de andere kant van de vertrekhal.
“Officer, een glimlach op rij 9!”…zou eens wat anders zijn dan de noodoproepen over uit de hand gelopen discussies.

Een onophoudelijke sliert mensen passeert mijn balie aan een zo hoog tempo, dat ik er duizelig van word. Ik ben nooit een uitgaansbeest geweest, maar een bezoek aan een disco met bijhorende housemuziek lijkt me ‘Zen’ in vergelijking met deze gekte van krijsende baby’s, huilende opgesloten honden, stotterende bagagebanden en calls die niemand verstaat.

Wanneer ik op het einde van de dag aan de gate van mijn laatste vlucht arriveer, zie ik eruit als Indiana Jane, na een overlevingstocht door de brousse. Had ik mijn strijkijzer bij, dan kon ik samen met mijn uniform gelijk de instapkaarten even bijwerken die duidelijk kreukelige sporen van frustratie vertonen. Met mijn rit naar huis in gedachten, krijgen deze passagiers mijn mooiste ‘fijne vlucht’-glimlach van de dag. “U ook!” antwoordt iemand.
En dat doe ik. Even later vlieg ik noordwaarts over een verlaten autobaan. Laat België maar leeglopen, mijn tuin wacht.
Eenmaal thuis, levert mijn‘hard-gewerkt-op-de-luchthaven’- look een voet- en rugmassage op.
Hehe, alles heeft zijn voordelen!

column Airport 2


Column

AIRPORT 007 by Mo 007
George Clooney


Mensen worden kwetsbaar wanneer ze een luchthaven betreden. Sommigen veranderen plotsklaps in kippen zonder kop, alsof al hun zintuigen tegelijk blokkeren en uitvallen.
Wanneer het eigenverantwoordelijkheidsgevoel is gedaald onder nul, zijn ze verloren en neemt de grote klopgeest ‘ON’ bezit van hen. Je herkent ze aan: ’Oui, mais ON m’a dit de venir ici’…’ON’ m’a dis que j’avais le droit d’emmener 30 kilos’. ‘ON’ veegt genadeloos de vloer van de luchthaven met deze weerlozen en maakt van hen tragische slachtoffers aan wie wij, check-in agenten het genadeschot mogen geven.

Vliegen blijft iets magisch hebben en het valt niet mee om de controle over te geven aan een vogel uit blik, bestuurd door een onbekende piloot.
Ook in je papieren laten kijken en door je bagage laten snuffelen maakt kwetsbaar.
Vertederend is de betrapte blik van een bijgewerkte 60-jarige dame die er hooguit 35 uitziet.
OP de luchthaven worden vele neuzen genadeloos langer, zoals Pinocchio overkomt in Shrek2, wanneer hij aandoenlijk tracht te ontkennen dat hij een string draagt.

Het is niet al goud wat blinkt en daartegenover kan een grijze duif wel eens verrassend uit de hoek komen.
Zo vroeg gisteren een Engelse onopvallende ‘13-in-een-dozijn verschijning’ van begin 50 me met serieuze blik en gespeeld gebiedend: ‘Can you give me een seat next to a nice gentleman, extremely handsome and very rich please?’ De pit die uit haar ogen sprong maakte haar 100 maal mooier dan een galajurk van eender welke ontwerper zou kunnen doen. Ik hoop dat ik haar de blind date van haar leven heb gegeven.
Wie weet hoeveel mensen hebben elkaar al gevonden door onze tussenkomst in het seatingplan? Dat nog geen handige commercant op het idee is gekomen dit uit te buiten.
Ik hoor het ons al vragen: ‘Widow sir?’

‘King of the week’ werd de Kroatische versie van één van ’s werelds meest begeerde mannen (volgens ‘ON’: )). Zijn pasfoto katapulteerde me rechtstreeks naar Hollywood.
‘You look like George Cloony!’ lachte ik spontaan…..’on your picture’, voegde ik er zacht aan toe wanneer ik opkeek en een iets zwaardere versie ontwaarde dan op de foto. De man sloeg verlegen zijn ogen naar de grond, en mompelde glimlachend: ‘I gained some weight’, waarbij zijn aaibaarheidsfactor zich vermenigvuldigde X 3!...en hij het in mijn ogen in 1 haal van George won.



column Airport 1




Column

AIRPORT 007 by Mo 007
“What’s in a name”?

Ooit stilgestaan bij de symboliek van namen?
Als check-in agenten krijgen we daar overvloedig de kans toe.

De eerste passagier die zich bij me aanmeldt op rij 5 draagt gracieus de naam Mr. Good. Smetteloos wit hemd, stralend witte tanden, perfect geschoren, gemanicuurde handen. Ik durf erop te wedden dat hij zich nooit een bad-hairday toestaat. Plagend vraag ik hem of het niet saai is van altijd ‘good’ te zijn. Maar, bang van ‘bad’ begrijpt hij beleefd de dubbele bodem niet.

Na enige uren van onopvallende namen, word ik verrast door een Spaanse dame gekroond met de voornaam Amor. Haar uitstraling vertelt me echter dat zelfs zulk een naam je niet spaart van liefdesperikelen. Wat later bevestigt ze me ook dat haar ‘amor’ met de noorderzon is verdwenen en haar triest met haar achternaam alleen liet.
Na de lunch krijg ik madame Valentine, epouse de messieur Le Curez, aan de balie. Ze vuurt priemende woorden op me af, zoals cupidootjes doen met hun pijlen, maar dan met een ander effect. Mogelijk een verdwaald pijltje, bedenk ik als ik de man bekijk en voelt ze zich rouwig omdat ze haar naam heeft moeten afstaan na haar huwelijk. Reflecterend daarover daagt een uitspraak van Johnny Depp in me op, die ooit zei dat hij zijn, geliefde Vanessa Paradis haar kostbare naam niet wou afnemen. En alsof mijn gedachten om feedback hierover vragen, krijg ik daarop een Deense man bij me aan de balie die de familienaam van zijn vrouw op zijn paspoort draagt. Blijkbaar kunnen mannen in Denemarken kiezen om de naam van hun vrouw aan te nemen na het huwelijk!

Maar, als het gaat om een naam als die van de laatste passagier van de dag, zou ik maar al te graag de mijne inruilen:
Mr Love, een charmante Engelsman, die duidelijk tevreden is over het verloop van zijn dag.
‘Wow, Mr Love! Finally we meet!’ scherts ik blij.
Glimlachend antwoordt hij: ‘ People only meet me once’.
‘I feel honoured’ en ik overhandig hem zijn boardingpas. Hij is al een paar stappen van me verwijderd , wanneer hij zich omdraait en me toezoemt :
‘I hope we meet again.’

Nazinderend van deze toch wel opmerkelijke namen, herinner ik me een voorval aan de gate van enkele maanden geleden, waarbij een passagier me met een boos gezicht op mijn borstzakje wees:’ what kind of a name is that : ‘Fightcare’ ??!! In zijn felheid had hij de letter ‘L’ gemist.
Ter plekke vond ik uit : ‘Well, Sir, we fight for your care, to make it more ‘light’ for you on your flight handled bij fLightcare !”