vrijdag 10 juli 2009

Help ik win een hotel

In hoeverre zijn dingen voorbestemd? Al mijn hele leven loop ik schuin, zoals krabben dat doen, op mijn doelen af. Het heeft me kilometers omwegen opgeleverd. Weinig doelen heb ik bereikt. Veel cadeaus zijn daarbij in mijn schoot geworpen zonder dat ik ze wou. Misschien daardoor dat ik liefhebber ben geworden van de taoïstische manier van denken, waarbij de weg belangrijker wordt dan het doel. Een mens moet zijn falen toch zin geven?
Pas op het podium van de finale, besefte ik dat mijn deelname aan het Hotel Westende mijn persoonlijke record omweg is. Sinds het bestaan van Sex and the City ambieer ik een carrière als columniste. Ik heb dagbladen overvallen met mijn schrijfsels, mijn doel gevisualiseerd, collages gemaakt, ringtones gedownload om mezelf in de juiste mood te brengen. Ik ben nog net geen kaarsjes gaan branden.
Zo stoomde ik mezelf klaar voor gedachtevalkuilen die zich steeds verder buiten mijn persoonlijke grenzen bevonden: ‘Misschien moet je eerst gezien worden Monica, en BV worden, om daarna gehoord te worden?’ En dan nu: ‘Misschien ben ik nog niet BV genoeg?’
Geen betere plek om het ‘sterrendom’ te onderzoeken dan de States. We nemen het eerste vliegtuig richting New York om onze overwinning te vieren: Flight 61. “Ladies and gentlemen, this is your dead captain speaking. Do not panic. The automatic pilot will bring you save at your destination.” Is dat zo? Hoeven we ons enkel over te geven aan ons innerlijk doel, en komen we dan vanzelf daar terecht waar we horen?
Met een stijve nek van het omhoog kijken, stappen we 6 dagen later terug op het vliegtuig. Naast de parels van buildings, in grootte evenredig met de ego's van de makers ervan, is de lucht in New York zelfs kostbaar. Blijkbaar kan je er de ruimte boven de flatgebouwen kopen. Vandaar de uitdrukking: lucht in pakskes!
Ook deze trip heeft me een extra cadeau nagelaten: Een snowglobe met muziek blinkt nu naast mijn computer. Pas thuis ontdekte ik dat er ook licht inzit. Bliksemflitsen schieten rond de buildings wanneer de muziek speelt. “Nee, geen bliksem, “ zegt Mark, “Vuurwerk!”. ’t Is maar hoe je het beziet en welke betekenis je eraan geeft. Misschien zijn het wel deze kleine verwoordingen als uiting van onze perceptie op de werkelijkheid, die ons copiloot maken van onze bestemming?

Mooinica

maandag 6 juli 2009

De laatste loodjes

Het hotel Westende -week 11

Voor de finale krijgen we 5 hotelvorsten over de vloer. Mark en ik dompelen de gasten onder in een nostalgisch bad: een bedwelmend zeepbuffet, een chaise longue en kamerschermen voor een boudoir sfeer, een antieke piano met pianist.
Maar onze juryleden laten zich niet afleiden. In no time zijn de 7 verborgen fouten opgespoord. Ze vinden er zelfs nog bij. Wanneer de geesten van de Rotonde tijdens het diner beslissen van spookhuis te spelen, staat de boel helemaal op stelten. Het enige wat ons rest is gracieus afgaan. Vooral blijven lachen, ook al ziet niemand dat in het donker. Gewapend met kaarslicht daal ik af in de kerkers van dit ghost hotel, op zoek naar de zekeringskast. Ik ontdek kelderkamers die van Quasimodo of Blauwbaard konden geweest zijn. Over mijn lijk zal dit schip zinken deze avond.
Wanneer ik triomfantelijk in een verlichte keuken weer boven kom, is onze kok verdwenen. Ik wrijf in mijn ogen, hopend dat het om een goochelstunt gaat en dat de man gauw terug komt. En ja hoor, wat later verschijnt onze deserteur, beteuterd als een betrapte kleuter, aan de hand van zijn baas. De kwaliteit die hij daarna levert is echter om te janken. Het liefst wil ik hem weer wegtoveren.
Als 2 verzopen katten behalen Mark en ik de eindstreep van onze 24 uren shift.
Verdund, van weken zwoegen, bereiden we ons voor op het verdict van de jury. Het genadeschot schiet ons wakker ipv dood: de managers slaan ons om de oren met complimenten. Blijkbaar hebben we gescoord. Het was zelfs niet onze thuismatch. Rik De Saedeleer zou zeggen: Moet er nog zand zijn?

Stone age

Het Hotel Westende- week 10

Hollywood komt voor de halve finale bij ons op de koffie. Hoewel, onze ‘mystery celebrety’ wil Po Cha, Tibetaanse boterthee. Ik hoop op Richard Gere.
De volgende 48h is het hotel privé geboekt en zijn alle mannen ogen gericht op Sharon Stone en haar gevolg. Het is niet duidelijk wie de ster is. De acte de présence van Miss Cody, de personal assistant, is een Oscar waard.
Om beurt voeren Youri, Bruno en wij kunstjes uit voor onze Amerikaanse gasten:
Mooi rechtop zitten, Tibetaanse pootjes geven, de suite en het restaurant ombouwen tot een groene oase, een verroest kledingrek inpakken à la Christo, vibrerende fitness toestellen in en dan weer uit de suite rollen, eieren pocheren, een incognito trip door Brugge organiseren.
Beter dan in de watten, leggen Mark en ik hen tussen beddengoed van wel heel bijzondere Belgische bodem. “Slapen tussen lakens van Slabbinck, een fabrikant van priestergewaden, is als kijken onder de rok van meneer pastoor.” grapt Mark.
Dat de arme Sharon voor eeuwig geassocieerd wordt met de peepshow onder haar maatpakje wordt helaas nog eens bevestigd. Trots overhandigen Bruno en Youri een keramieken figuur met als enig menselijk merkteken een enorme spleet tussen de benen. Meer kut dan kunst naar mijn mening.
Het lijkt wel of alles in ons hotel zich heeft onderworpen aan Miss Stone’s wil. Op één uitzondering na: ik lach in mijn vuistje om de bossen lelies die weerbarstig zoals mijn Mark, weigeren open te gaan. Het is pas bij het vertrek dat enkele kelken uitdagend hun kop uitsteken.
Voor niks gaat de zon op en een bloem krijg je met geld niet open.

Revenge of the nerds

Het hotel Westende - week 9

Pikante uitspraken van het ‘doetjes’ duo tijdens de jury, zetten de toon voor de aankomende week. Eindelijk vallen de maskers. Ik ben zo opgelucht dat ik er niet bij stilsta dat het vuurpeloton op ons is gericht. De camera’s zien echter alles. Reporters achtervolgen ons met vragen over complottheorieën.
Ik heb geen tijd om op onderzoek te gaan. De kamers hebben blijkbaar unaniem gestemd voor mij als kamermeid.
Op het nippertje kan ik de interim kok redden van een hartaanval. Mijn rode kwelduivel ontspringt daarmee een weekje als souschef in de keuken. Dat Marks haren krulden van voorpret, negeer ik.
Met een zorgvuldigheid die me verbaast verwijderen de nieuwe managers elk item dat ‘Mark en Monica’ uitademt. Met minder finesse wordt de Rotonde herdoopt in paassfeer.
Als piepende kuikens op zoek naar voedsel, ontsnappen mijn partner en ik even naar Antwerpen. Thuis worden we verrast door overvloed van een andere orde. Blijkbaar is de lente zonder ons begonnen. Onze ogen slorpen gulzig het groen op dat onze woning omkranst. Geen stokken maar stelten zijn nodig om me terug naar zee te krijgen. Ik sluis wat bloesems mee voor onderweg. We arriveren samen verwelkt.
De sluisdeuren van ons hotel gaan op hun maximum open. De vangst is dan ook een kakofonie: een school kinderen, een senioren kaartersclub, garnaalvissers, volksdansers, mannequins, een glitter orkest, familieleden van het zevende knoopsgat.
“Less is definitely not more” in het rijk van Stefanie en Olivier.

Schoon schip

Het hotel Westende-week 8

Als managers van de week maken we schoon schip. Ik zie overal werk en wil alles tegelijk aanpakken. Onze matrozen rennen van stuurboord naar bakboord en terug in een poging mijn instructies op te volgen. Ik word er zeeziek van. Zo komen we niet vooruit.
Misschien beter geen kapitein dan een stuurloze?
Ik gooi mijn structuur overboord en kies een andere koers.
Leve de vrijheid, leve autonoom werken.
De bemanning waant zich al gauw op Hawaï. Komt het door de bloemen die ik overal heb neergezet, of werkt deze aanpak ook niet? Het tempo zakt naar siëstaritme.
In ieder geval fleurt de sfeer op.
Ik hoor Bruno neuriënd zijn restaurantruimte opknappen. Youri holt aan met plannen voor een kinderkamer. Olivier krijgt opruimwoede in de bar. Heeft iemand iets in hun drankje gedaan?

Mark trakteert me op externe keukenhulp voor ons tangodiner. De interim-kracht, een Nigeriaan met rastakrullen, blinkende glimlach en dito juwelen, stelt zich voor met de naam ‘Prince’. Geen bloemen, parfum of cocktailjurk kan hier tegenop als cadeau. Eindelijk mag Assepoes naar het bal.

De band speelt mijn lievelingstango, milonga del angel. Ik word een emotionele harp. Geen snaar blijft onberoerd.
Door mijn tranen zie ik onze toekomstige bazen zich voorbereiden op hun week. Ik wend mijn blik snel af.
Vanavond is het nog ons rijk. Wij zetten sprookjes op hun kop. Bij ons staat een prins aan de afwas, de stieffamilie achter de bar, en de poetsmeid met haar kwelduivel op de dansvloer!

Who's the boss

Het hotel Westende -week 7

De jury lijkt deze week wel op de casting van een B-movie. Bij gebrek aan topacteurs krijgen tweederangssterren de hoofdrollen.
Bruno en Youri worden gebombardeerd tot manager van de week. Het verrassende nieuws blijft hun in de keel steken. Hun nek zwelt terstond 2 maten.
Nietsvermoedend van mijn naderende degradatie tot wc dame en kamermeid, verschijn ik ten tonele in glitterjurk en borsalino hoed. De stofzuiger kikkert er alvast van op. Dankbaar spiegelt hij het zonlicht op mijn pailletten in honderdvoud op de muur. De kamer verandert in een toverdoos waar ik als blije discobol in ronddraai. Mijn geluk blijkt van korte duur.
Haantjesgedrag stapelt zich op tot een dreigend wolkenveld. Al gauw onweert het testosteron in ons hotel. Mijn haar komt recht te staan van de statisch geladen lucht. Is er geen elektricien in de buurt die deze kortsluiting kan fixen?
De volgende ochtend probeer ik met humor de boel te lijmen. Mijn outfit als platvloerse Antwerpse poetsvrouw werkt echter als olie op het vuur. We worden weggekogeld naar de coulissen. Mijn partner mag de rest van de week onze mobile home poetsen.
Met dit programma lijk ik wel alle sprookjes af te gaan. ’s Avonds is het feest, maar Assepoes is niet uitgenodigd. Vertwijfeld wacht ik op een petemoei die me komt bevrijden. Een ontsnappingsplan is snel beraamd. Met knalrode lippen en hooggehakt huppel ik wat later aan de arm van mijn verbannen prins naar buiten. Moderne tijden hebben ook zo hun voordelen. Wie heeft er een toverfee nodig als er een chrysler voor het hotel wacht? Laat de bazen maar baas spelen….Hello bioscoop…here we come.

Grand opening

Het hotel Westende -week 6

Na weken modeshow in werkplunje, mogen onze feestkostuums een keer uit de kast. Ik camoufleer mezelf in de kleur van de centrale muur. Zo kan ik naar believen verschijnen en weer verdwijnen als een geest die opgaat in het behang.
De rode loper ligt uitgerold voor ons hotel. Ik zie Bruno jaloers kijken naar het vurige tapijt waar sexy damesschoentjes over trippelen. Voor geen geld laat hij over zich lopen, maar wat een interessant perspectief moet dat zijn vanop de grond.

Bont verklede gasten dansen de zaal in. Het regent glitterharten. Ik vang een glimp op uit vervlogen tijden met decadente feesten en tea party’s.
Wat zouden de mensen zijn zonder feest?
Misschien moeten we in het algemeen wat meer leren snoepen van het leven en ook de afwas als een toetje zien?

Limousines laden ‘missen’ uit alsof ze in de aanbieding zijn. Miss Belgïe torent boven hen uit als de kers op de taart. Ik vang haar onzeker blik op. Met mijn ogen probeer ik haar een beetje veiligheid door te seinen, in het Frans.
Ik voel Yoeri’s geruststellend op mijn kruin. Sinds kort trakteert hij me regelmatig op dit vertederend gebaar. Miss België heeft ook nood aan troost denk ik bezorgd. Maar haar kruin is voor Yoeri te hoog gegrepen.
Wat ben ik blij met mijn één meter zestig.

zondag 5 juli 2009

Spiegeltje, spiegeltje

Het hotel Westende-week 5
In Feng Shui context wordt de woning gezien als ons tweede lichaam en dus een reflectie van wie we zijn. Ik heb moeite met in de spiegel te kijken momenteel. Krampachtig probeer ik wat orde te houden op de werf en in de kamers want rommel brengt onrust. Ik glans echter niet in mijn rol van Sneeuwwitje. De zeven dwergen in deze realiteit lijken meer op reuzen met zevenmijlslaarzen aan. De wanorde swingt de pan uit en op de toiletten swingt de poep de pot uit.
Gasten worden nu aan de lopende band gedropt in ons pension. Ze verwachten een ‘af’ hotel en komen aan op een kartonnen filmset. Blinkende kranen waar geen water uitkomt. Flatscreens met vierhonderd kanalen die enkel ‘film noir’ tonen. Ik had ze misschien beter een kaartje verkocht voor Universal Studio’s. Het is maar welke verwachting je schept.
Schuldgevoel over de erbarmelijke omstandigheden doet ons de benen onder ons lijf lopen om de gasten hun grillen in te willigen. Ik voel mij een marionet aan touwtjes. De Geppetto in mij werkt aan een bevrijdingsplan voor Pinocchio. Langzaam breken mijn bedieningskoorden één voor één. De nieuwe gasten knippen het laatste touw door.
We serveren lauwwarme couscous met gegrilde halumi kaas. Een recept waarvan we vinden dat het aansluit bij onze originele kamer. In een maansfeer past toch geen stoofvlees met friet? De lange gezichten verraden dat het niet bevalt. Hij wil vlees en zij wil ‘iets’ warms.
We breken ons hoofd om een nieuw gerecht te toveren in één twee drie. “Een appeltje in de oven?” fluistert de heks uit Sneeuwwitje me stout in. The witch verleidt the bitch in mij. Wanneer ook onze tweede poging niet in goede aarde valt, trommel ik Humoronica op en geniet in gedachten van mijn humorscenario .‘‘U wil iets warms juffrouw?” Glimlachend sla ik een deken om haar heen en serveer een warmwaterkruik. Wraak is zoet maar hoeft niet giftig te zijn.

De vermenigvuldiging

Het hotel Westende-week 4De kosmos heeft me gehoord. We hebben een plaats veroverd in het hotel waardoor een talent van me werk krijgt: een kamer inrichten. De deadline van 2 dagen ontketent strijd tussen het Zen stuk in mij en de bevelende gendarme. Militaironica wint.
De werf waarin alles moet gebeuren lijkt wel een formule 1 parcours. Iedereen racet langs elkaar heen, niet alles zonder ongelukken. In zijn ruwe structuur doet de rotonde me denken aan een kermismolen, en iedereen amuseert zich nu in de botsauto’s.

Ik zie mensen fronsen wanneer ze onze kleuren zien. Niet onzeker worden Coloronica. Stick to the plan! En kleven doe je letterlijk in onze kamer. De gerecupereerde authentieke vloer, die uit tijdsgebrek niet droog is geraakt vertoont mooie witte voetafdrukken. Je hoeft geen detective te zijn om de sporen te ontmaskeren. Ze leiden elk naar een ander territorium: dat van de loodgieter, de schrijnwerker, de elektricien. We hebben zelfs een ‘Wall of fame’ erbij met een paar mooie handafdrukken op de vers geschilderde muren.

Gelukkig brengt deze uitputtingsrace ons al snel in een nieuwe zone waarin alles komisch wordt. Uitgerekend in deze dronken toestand van moeheid komt de inspecteur langs. “Ik zie dat jullie geen minibar in de kamer hebben geïnstalleerd?” De komiek in Mark staat op: “Meneer de inspecteur, we hebben een minikamer in de bar geïnstalleerd!” Onze luciferskamer schudt van het lachen. Als de boel maar niet instort. Als we dit hotel niet winnen kan Mark nog altijd aan de slag als stand-in voor Gaston Bergmans.

Onze allereerste hotelgasten arriveren op de moto. Ze willen barbecue, en bier, veel bier, voor hun motovrienden die nakomen en blijven eten. De minibarbecue die we geleend hebben van een inwoner lijkt het te begeven van schrik. Hoe tover je eten voor twee, in eten voor elf zonder budget? Had ik maar beter opgelet in de les moraal. Hoe deed Jezus de broodvermenigvuldiging al weer? Zou die truc ook op vlees en geld werken?
Als bij een openbaring ontwaren we ineens in de woestijn van stof een blinkend kookfornuis, een cadeau van Hans en Hanne. De ontroering is compleet wanneer onze collega deelnemers gul bijleggen uit eigen budget.
Een uur later ruikt ons hotel naar vrolijkheid en gastvrijheid. In de drukte en uitbundigheid van feestvierende gasten trek ik me even terug in mijn stilte. Ik heb ontdekt dat een mens kan toveren. Het sleutelwoord dat kleine en grote wonderen mogelijk maakt is: ‘Ja’ zeggen. Bij een jawoord springt heel de omgeving je tegemoet. Dankjewel ik weet niet wie allemaal!

Everyone on stage

Het hotel Westende-week 3
Op stage in het poepchique hotel Amigo. Ik voel mij als op het podium in een theaterstuk van Jan Decorte: naakt. Er is zelfs geen partner in de buurt als houvast. Hoe gaan de hotelgasten ons overleven? Gelukkig worden we op veilige afstand gehouden. In de zoo zitten de wilde dieren ook achter dubbele tralies. En wij moeten nog flink getemd worden om te kunnen tippen aan vijfsterrenbediening.
Alles is hier pure perfectie. Mijn mond valt open als ik zie met hoeveel precisie de tafels worden gedekt. Een meetlat komt er nog net niet aan te pas zoals in het koningshuis. Zoutvaatjes altijd links, of was het rechts? Vergeten.
Kunst is overal. De kok tovert eetbare schilderijen. De afgeborstelde barman shaket cocktails alsof hij een tango danst. De kamermeisjes lijken wel feeën die met een toverstok rond gaan. Alles wat ze aanraken blinkt.

Ik word ingeschakeld met de turndown: de kamers slaapklaar maken. Mijn ogen kunnen de Filippijnse vrouw niet volgen, laat staan mijn benen. Als laatste gebaar legt ze iedere keer weer, met evenveel aandacht chocolade op het nachtkastje. De Sint komt hier elke nacht.
Na een paar kamers schuif ik door naar het restaurant. Het lijkt wel een estafette wedstrijd.
Mijn collega en ik krijgen een neptafel toegewezen. Deze klanten zijn gebrieft over ons. De vrouwen wauwelen gezellig Antwerps onder elkaar, maar de bediening willen ze in het Frans. « Ceci n’est pas une pipe. » denk ik à la Magritte. « Ineens is mijn pijp uit. Ceci n’est pas une serveuse, ceci n’est pas ma tasse de thé. » Slaplachend vanbinnen strompel ik deze shift door.

Een banket is in volle actie. Men komt handen te kort om de ongeduldige Italianen op hun wenken te bedienen. Het hoofd van de zaal trekt afkeurend de ‘stage’ stickers van onze jas en duwt ons de zaal in. Afruimen! Ik begeef het bijna. Iedereen zal zien dat ik dit nog nooit gedaan heb. Ik haal diep adem en gooi me in de massa, mijn ondergang tegemoet. Ik lijk wel een wandelend drumstel met de rinkelende borden en bestek in mijn trillende handen. Mijn afgang is compleet als ik merk dat zelfs dit niemand ziet. Ik ben onzichtbaar! Wat is erger: uitgelachen worden of niet gezien worden? Mijn ego jankt. Welcome in the invisable underclassworld van ‘the servants’ Macaronica. Ik ben ondertussen high van vermoeidheid. Een kop soep wegdragend hervind ik mezelf uit in Minestronica.

Dit hotel is een Rolls Royce. Hoe hard en lang de motor ook draait, je hoort hem niet en voelt je op wolkjes gedragen. Achter zoveel elegantie schuilt grote discipline. Een scheef woord back stage, transformeert in een professionele glimlach ‘on stage’.

We sluiten de tweedaagse af met een wedstrijd cocktail ontwerpen. Zucht. “Mag het ook een cocktailjurk zijn meneer?” Ik had me beter opgegeven voor de designers. Ik behaal de laatste plaats met mijn niet te drinken brouwsel dat ik Demonica doop. In gedachten geef ik mezelf de eerste plaats voor het vinden van de zoveelste baan waar geen enkel talent van mij van pas komt. Iemand een talentje van mij? Niemand?

Ik overleef deze stage dankzij mijn koningskamer die meer kost voor 1 nacht dan mijn appartement voor 1 maand. In een bed dat breder is dan ik lang ben, mijmer ik over dienstbaarheid. “De koning is de grootste dienaar.” Hoorde ik mijn leraar vroeger zeggen. ‘Of zo zou het moeten.” Voegde hij er dan altijd aan toe. Ik begin dit te snappen. Een groot mens is nodig om te kunnen dienen. Mijn zelfvertrouwen staat laag. Ik weiger zo in te slapen. Ik rol mezelf in alle richtingen, op zoek naar een perceptie die me mijn glimlach terug bezorgt. Ondersteboven in een joga houding vind ik de reddende gedachte: onze dappere deelname aan dit programma bezorgt straks massa’s mensen leedvermaak…als dat geen dienstbaarheid is!

Meet the press

Het hotel Westende-week 2Terwijl mijn partner opgroeide in hotels, vertoefde ik in Hollywoodsferen.
Ik verslond al wat de pot schafte op filmvlak. Mijn vader was royaal in zijn zenderkeuze. De sterren die ik kende, spraken alle talen. Al gauw was ik geïntrigeerd door een figuur, die ik nooit te zien kreeg maar elke ster bezocht: De pers. Wie was dat, een man of een vrouw?

Ik koesterde de wens om deze mysterieuze gast te ontmoeten. Tot het zover was oefende ik op mijn kamer. Ik liet me eindeloos intervieuwen door mijn beer en barbie’s die ik op een rij voor me uitstalde. Ze stelden me altijd leuke vragen, onderbraken me nooit en hadden alle tijd van de wereld.
Moest ik als 5 jarige geteleporteerd worden naar vandaag, zou ik teleurgesteld zijn: de pers die voor mij staat heeft geen barbie- of knuffelberengehalte en weinig tijd. Ik mag antwoorden op steeds dezelfde vragen. Ik besluit dan maar zelf creatief te zijn. Elke reporter krijgt een ander antwoord op dezelfde vraag.

“Wat is uw beroep?”
“levenskunstenaar meneer.”
“???”
“Wel eh, ’t gaat om creatief zijn in de kleine dingen: je tanden poetsen met je linkerhand, een maaltijd maken met snippers uit de koelkast, vlekken op mijn kleedjes overnaaien met pailletten.” Ik blabla verder, zo voelt het. Hoeveel geef ik prijs over mezelf? Zeg ik iets over mijn vele gezichten en stemmingen met bijpassende namen? Vertel ik hem over Demonica, de boze; Harmonica, het Zen gedeelte; Hormonica, met haar overgangsperikelen, Melodica, de melodieuze, Moneyca, die op geldzaken blokkeert, Monoccio, de fantasierijke? Ik aarzel. Zou hij de humor ervan pruimen? En wat heeft dit alles met een hotel te maken?
Ik begin mij stilaan een personage uit Fawlty Towers te voelen, dat demonstreert hoe het niet moet. Humor is leuk, tenzij je zelf de grap bent.
Ik heb het nooit zo gehad met komieken, ik was er bang van.
Toen ik klein was wou ik niet lachen, want dat gaf mij dikke wangen. Moest Axel Red toen bestaan hebben zou ik fan geweest zijn van haar fotolook. Maar de tijden evolueren en ik ook. Nu wil ik die mooie meid aanporren om haar geweldige mondhoeken omhoog te laten krullen. Ik roep deze era resoluut uit tot het tijdperk van de humor, al is het maar omdat ik daar behoefte aan heb! Humor boven mooi! Paradoxaal natuurlijk, want lachen is mooi, en mooi doet glimlachen!
“Dus u hebt geen enkele ervaring in de branche mevrouw? Wat zal uw bijdrage dan zijn aan het hotel?”
”Er zal gelachen mogen worden meneer!” Ik leg de man het zwijgen op met een breedsmoelkikkerlach, hopend dat er geen sla meer tussen mijn tanden zit van de aperitiefhapjes.
Goed gedaan Mooinica!

All aboard

Het Hotel Westende-week 1Hoeveel beslissingen zouden we nemen per dag? En wat zijn hun gevolgen?
Niet naar bed gaan, indommelen voor tv en vervolgens wakker worden óp tv. Het is mij overkomen. Blijkbaar is een reclamespot stoutmoedig tussen mijn knipperende wimpers binnen geglipt. In half gehypnotiseerde toestand heb ik daar gevolg aan gegeven.

Proberen in te schatten waar dit naar leidt, is onbegonnen werk. Mijn kristallen bol is gebarsten van het speculeren.

Onze reis is vertrokken naar het noorden, zoals in “the Polar Express”.
In deze film worden ongelovige kinderen naar de noordpool gevoerd voor een ontmoeting met de kerstman. Onze trein, vol goedgelovige avonturiers, rijdt richting Noordzee voor een ontmoeting met henzelf.
Tom Hanks, conducteur in het verhaal, brengt het mooi aan wanneer een jongen aarzelt of hij mee zal gaan: “je hoeft niet persé de eindbestemming te kennen. Soms moet je enkel beslissen of je wel of niet opstapt.”

Wat doe je met zulk advies in een tijd van controle en angst voor het onbekende? In Brida geeft Paulo Coelho hier antwoord op: Wil je weten hoe iets werkelijk is?: spring er dan helemaal in. Alle andere risicovrije pogingen zijn hetzelfde als met je teen gaan voelen of het zeewater koud is.

Ik ben gesprongen. Zelfs met spartelen en peddelen blijft het koud. Maar wie weet word ik nog een ijsbeer. Ik warm mijn gedachten aan de hilarische toestanden die ons onvergetelijke momenten opleveren. Hotelgasten duiken op uit het niets. Ze bespoken ons als klopgeesten met hun grillen. Uiteindelijk is lachen van ellende, ook lachen.
Het vermomde ‘hoog bezoek’, compleet met opgekleefde snor, doet me denken aan valse Sinterklazen. Hun strenge blik verdoezelt innerlijke pretlichtjes. Zouden we cadeautjes krijgen? En ja hoor, op het einde worden we gul verwend met constructieve feedback. Maar Sint’s helpers staan klaar. Het stoutste duo vliegt volgende keer in de zak.

Het hotel telt zijn laatste uren. De beul wacht om de hoek om zijn bijl erin te zetten. Dit vergane glorie monument zal sterven, om te verrijzen als een luxe designnimf.
Komt dat zien! Komt dat zien!

Tevreden stel ik vast dat mijn Sinterklaas act is geslaagd. Alle snoepmunten die ik in de gang voor de gastenkamers had gelegd zijn verdwenen. Niets is zo leuk als strooien met het (chocolade)geld van een ander. Wij geven niet toe aan de economische crisis. We beloven gouden tijden. Zou iemand deze symboliek opgemerkt hebben?
Ach wat, de Sint werkt uiteindelijk ook ongezien.

de dag dat het sprookje werd afgeschaft

Column

Op een dag kreeg de koning van sprookjesland een column in handen uit de mensenwereld. Niemand wist hoe dit kon, want de poort tussen de twee rijken werd streng bewaakt.
‘Schaf het sprookje af.’ luidde de titel.
“Oei,” zuchtte de koning. “ Mijn rijk is ouderwets geworden. We inspireren niet meer.”
Hij organiseerde een vergadering met zijn meest trouwe onderdanen.
Aan de ronde tafel bespraken ze de inhoud.
“Lijk ik echt op een hond?” pruilde de grootmoeder van Roodkapje.
“Jij wordt tenminste niet met een man vergeleken,” riep de heks boos uit.
“Ik word gezien als een domme seut,” snikte Doornroosje.
“Dit is zeer ernstig,” zuchtte de koning. “We moeten iets doen.”
Iedereen knikte.
“Maar wat?”
“Heb geen spijt, ga mee met de tijd!” zong de hofnar.

“Dat is het!” Rapunzel sprong op. “Ik ga morgen naar de kapper, en laat eindelijk die saaie lange vlecht afknippen. En ik verhuis. Ik koop een tent en ga rondtrekken. Heeft er iemand interesse in mijn woonst?” Doornroosje stak gretig haar hand in de lucht. Ze had altijd al in een penthouse willen wonen.
“Dan duik ik eindelijk in het nachtleven,” riep Assepoester blij uit.

Die avond ging iedereen naar huis met zijn persoonlijk stappenplan onder de arm.
De koning was opgelucht. Hij had nooit gedacht dat de sprookjesfiguren zo enthousiast zouden meegaan in de modernisering. De concrete uitvoering verliep echter minder vlot.

Rapunzel huilde tranen met tuiten nadat de kapper zich misknipt had. Ze sloot zich maandenlang op in haar toren zodat Doornroosje niet kon verhuizen. De schone slaapster stortte zich dan maar op het snoeien van de doornhaag, iets te enthousiast. Haar handen stonden al gauw vol blaren waardoor ze niks meer kon doen. Zo belandde ze weer in bed waar ze werkloos haar wonden likte. De grootmoeder van Roodkapje kon niet meer lachen na een mislukte facelift. De boze wolf werd vegetariër maar kreeg maagproblemen van te eentonig eten. Assepoester raakte op het verkeerde pad tussen de nachtraven.

Nu ja, wie heeft gezegd dat verandering gemakkelijk is? Gelukkig liep niet alles mis.
Sneeuwwitje startte een succesvolle bed & breakfast. De stiefmoeder ging in therapie en vond heil in zenmeditatie. Roodkapje studeerde criminaliteit en werd mysteryshopper.

Wat er ook gebeurde, de koning wist iedereen te blijven inspireren om vol te houden en door te gaan op de nieuwe weg.
Daarvoor had hij één belangrijke troef. Een troef die hij voor geen geld zou afschaffen, hoe modern zijn sprookjesrijk ook werd: het ‘en ze leefden nog lang en gelukkig ‘einde.
En daar waren ze in de mensenwereld zeer jaloers op, ook al gaf niemand dat toe.
Monica Vanleke

donderdag 19 februari 2009

verhaal Hoboken

Bullshit


In een uithoek van Antwerpen, waar niemand nog komt, bevindt zich een dierengemeenschap, die verdacht lijkt op de mensenwereld.
De plek staat in de geschiedenis boeken beschreven als Hoboken.

Generaties lang leefden de arme Hobokenaren in strijd met de rijke klasse. Op een dag werden de lichamen van de barones en de bakker, levenloos terug gevonden in de kerk. De Zwarte God was van zijn statief naar beneden gedonderd en had de twee in hun verboden omhelzing gedood. Het mysterieuze beeld, dat in de Middeleeuwen was aangespoeld, kreeg van die dag de schuld van de jarenlange onvrede in het dorp. De mensen dachten dat het beeld een vloek droeg die alle liefde doodde. Een voor één verhuisden ze en lieten al hun spullen achter alsof die behekst waren. Binnen het jaar was de plek een spookstad geworden.

Dit tot groot jolijt van de dierenbevolking, die stelselmatig de mensen hun plek innamen. Ze kregen mensenstreken, woonden in de huizen, droegen hun kleren en baatten zelfs hun winkels uit.
Anders dan hun voorgangers, leefden de dieren in vrede met elkaar. Hoboken werd een toevluchtsoord voor dierenvluchtelingen van over de hele wereld. Men trof er de vreemdste menghuwelijken aan .

Op een dag dreigt de geschiedenis zich te herhalen. Een onbekend object is aangespoeld op exact dezelfde plek als waar de Zwarte God ooit gevonden is.
Een verkenningsbrigade wordt erop af gestuurd.


“Wat is het?” In een boog staan ze om de zwarte kogel. Een golf komt op en gooit de blinkende knikker een paar meter verder. Met natte tenen trippelen ze erachteraan. Mia kijkt bezorgd naar haar nieuwe schoenen. Had ze nu toch maar die waterdichte spray gekocht. Haar laklederen pumps glimmen even fel als het natte ding.
“Hey Mia, ben je een schoen kwijt?” Iedereen lacht.
Beheerst probeert de giraf zich recht te houden.

De aangespoelde schat beweegt. Verschrikt springt iedereen achteruit. Steekpinnen schieten als antennes van onder het kogelvormige lichaam uit.
Acht in totaal. Het ding rolt op zijn zijde om recht te komen. Krakend. Een rode en gele vlek worden zichtbaar.
“Een merkteken! Jezus, Maria, de Zwarte God is terug!”
“Mijn duifje toch,” sust Jimmy. De vlinder legt geruststellend een vleugel om zijn vrouw. Maar Rita slaat verschrikt een kruisteken en roekoet luidgillend weg.
“Vrouwen!” zucht Jimmy zijn eega achterna.
“Thervuren?” komt er met een vreemd accent uit het zwarte wezen.
Ogen rollen alle kanten uit, op zoek naar vertaling.
Jimmy herkent als eerste het Amerikaans accent.
“Nee, Hoooboooken. Ge zij dier in Hooobooke,” roept hij luid en overdreven articulerend.
“Shit.”
“Hij zegt stront,” vertaalt de vlinder.
“Pfft, een Amerikaan,” zucht Mia teleurgesteld. “Die fuck en shit taal vind ik maar niks.”
De giraf trekt haar poten uit de spagaat die ze had gemaakt om de vreemdeling beter te kunnen zien. Elegant, met haar kin in de lucht, stapt ze klikklakkend op haar hoge hakken weg.
“Ze zou anders wel een beetje ‘fuck’ kunnen gebruiken,” schertst Jimmy verbroederend tegen zijn nieuwe makker. “Nu reageert ze haar frustratie af op onze bomen. Ze eet zich een breuk aan bladeren. Volgens mijn vrouw lijdt ze aan boulemie, want we zien haar geen gram verdikken.”
Hun ogen zijn gericht op de bevallige derrière van de wegwiegende deerne.
De buitenlander bijt op zijn onderlip, gehypnotiseerd door de dansende vlekken op haar strakke legging. Wat is ze groot! Benen zo lang als de nacht en een hals die tot bij God reikt. Waarom zou ze die slanke welving verstoppen in een rolkraag?
“Acne,” leest Jimmy zijn gedachten. “Haar nek staat vol pukkels. Ik zeg het toch, die heeft een man nodig, maar ja, niemand is goed genoeg voor haar. En intussen vreet ze onze bomen kaal. Allee, kijk nu, ze maakt ons bos gewoon belachelijk .” Jimmy wijst naar een aantal artificieel uitziende gewassen verderop.
Maar de Casanova hoort hem niet en staart het object van zijn verlangen na. Pas wanneer de giraf verdwijnt achter één van haar afgeknabbelde kunstwerken, bemerkt de spin het vreemd uitziende gebladerte. De kroon is bij allen in het midden weggeknaagd, waardoor de bomen een wespentaille hebben. Alles wordt wazig. De spin wrijft in zijn ogen. De bomen veranderen in reusachtige zandlopers, en triggeren zijn fobie voor dit symbool.
Zijn adem stokt in zijn keel. De poten van de spin klikken als de spaken van een paraplu open. Het lijf torent vervaarlijk wankel op de dunne stelten. Een verstijfde poot gaat de hoogte in en wijst naar de zandloperachtige kunstwerken.
“Black…black.”
“Nee, groeeen”, articuleert Jimmy.
Een tweede poot volgt omhoog.
“Black…black.”
“Dat is groooeeen, grien,” verbetert Jimmy opnieuw.
Een derde en vierde poot volgen.
“Zo meteen gaat hij onderuit,” mompelt een omstaander schuin tegen zijn buurman.

En daar gebeurt het. De spin verliest het evenwicht, kantelt op de gevlekte zijde en komt met een plof neer op zijn rug, waar hij, met alle acht poten stijf in de lucht, roerloos blijft liggen.
Niemand spreekt. Een voor een druipen ze in stilte af. Als de Schelde tegen de volgende ochtend hun bezoeker niet terug heeft meegevoerd, zullen ze hem wel begraven.

Die nacht schrikt Rita abrupt wakker. “Black Widow!”
De klok wijst 2 uur. Jimmy ligt niet in bed. De postduif haast zich naar beneden en vindt haar vlinderman, zoals altijd, achter de computer.
“Jimmy, ik weet wat hij wou zeggen, de vreemdeling. Het kwam tot mij in een droom. Die spin is een zwarte weduwe.”
“Het maakt niet meer uit,” legt Jimmy haar het zwijgen op terwijl hij snel het scherm uitschakelt. “Hij is dood”.

Na een eenzame slentering langs de boorden van het water komt Mia in het midden van de nacht thuis. Ze trekt haar rolkraagtrui uit.
Een indringer houdt haar in de gaten.
“Dat is geen acné!” mompelt hij in zichzelf.
Zijn instinct ruikt onraad. Hij zet zich schrap.
De giraf legt haar hals bevallig in een lus en valt, op de tonen van een aankomend gezoem, in een diepe slaap.

Het zoemen wordt luider en verandert in haar slaap in slepende bandoneon muziek. Een uitnodigende hand.
“Tango?”

Terwijl ze droomt, storten horden muggen zich als bommenwerpers op Mia’s bevallige hals. De spin gaat in de tegenaanval en vecht als nooit tevoren.
Hij verslaat ze allemaal. Uitgeput bengelt hij als een held voor haar gesloten ogen. Haar wimpers vlinderen verleidelijk. Hij wil haar zoenen.

De droom wordt heet. Mia krijgt er dorst van.
“Champagne?”
Haar tong reikt naar de godendrank. De tangoman knipt het licht uit en doet plagend een stap achteruit. Haar tong volgt op de tast. Oei een prik, mmm.
Ze houdt van geprikkeld. Is het haar lievelingshapje acacia? Haar tong verdwijnt in een carwash van borstels die langs alle kanten masseren en kietelen.

Een half uur later wordt de giraf wakker. De zon komt op. Haar linker mondhoek krult nog na van de lekkerste tongzoen ooit.
“Meer van dat,” kreunt ze zacht en likt haar lippen af. Ze strekt haar hals.
Haar horentjes haken in een klevend spul. Een glinstering dringt stout door haar opengaande wimpers. Ragfijne draden verschijnen wazig in beeld.
Haar wenkbrauwen veranderen in vraagtekens. Gebukt kruipt ze onder het spinsel uit.
“Een muskietennet?”

Tientallen half leeggezogen kadavers van muggen kleven tegen de wand.
“Bah.” Een rilling loopt langs haar hals.
Ze grijpt naar haar keel. Geen enkele beet bij gekregen vannacht? Haar tweede mondhoek krult nu ook omhoog. Dit is het moment voor de spin om af te dalen.

“Aangenaam, Latrodectus mactans”.
Mia kijkt recht in de zwarte ogen van haar nachtelijke Latino lover.
Was dit het wilde beest dat haar in vervoering had gebracht?
Hoeveel groots kan er niet schuilen in zulk een kleine man!
Verlekkerd kijkt ze naar zijn donker behaarde armen.
“Van de orde araneae, familie theridiiddae?,” vraagt ze flirtend.
“Ah, ook Latijn gestudeerd?”
“Mm.” Ze knikt en reikt hem haar hand. “Giraffa camelo pardalis antiquorum.”
“Zullen we?”
Ze dansen een tango. Zijn handen zijn overal.
Een onder haar arm, één in haar hand, één in haar taille, één in haar haar, twee aan haar bips, twee aan haar…nou ja, je weet wel.
“Waar kom je vandaan?” kronkelt ze zwoel.
Passioneel gooit hij haar achteruit.
Haar nek zwaait in een brug over zijn knie. Wulps biedt ze haar hals aan.
“Texas,” knabbelt hij dichtbij. “By the way, noem me maar Eliot.”
“You know what makes the grass grow in Texas?” Zijn hete adem rolt tergend traag omhoog tot bij haar keel. Haar adem stokt, nee schuddend op de vraag, ja smachtend op wat hij met haar doet.
“Bull shit!” smakt hij op haar lippen.
Een man met humor! Ze kirt het uit.
“Getrouwd ElioT?” Haar tong klakt als castagnetten bij zijn naam.
“Bijna. Vlak voor de bruiloft ben ik weggelopen. Ze zou me levend hebben opgegeten. Een brief van mijn overoverovergrootvader heeft me gered. In 1967 vluchtte hij van zijn vrouw en kwam in Tervuren terecht. Die fraaie kunstwerken van jou gaven me de schok van mijn leven. Mijn ex draagt een zandloper tatoeage op haar buik. Mijn plan was eigenlijk op zoek te gaan naar familieleden. Maar nu weet ik het niet meer.”
Verliefd kijkt hij in haar ogen.
“Ja, ik wil,” antwoordt ze op de vraag die hij in stilte stelt.

Tien dagen later staan ze voor het altaar. Mia schittert vanonder haar sluier met meterslange sleep die Eliot voor haar gesponnen heeft.
“Wat een vreemde outfit,” wijst Jimmy naar de witte astronautenbroek die de spin draagt.
“Voorzorgen,” verklaart Rita, die ondertussen alles heeft opgezocht over zwarte weduwen. “Hun soort bijt elkaars billen eraf tijdens de paring, de vrouwtjesspinnen bedoel ik.”

Jimmy slikt. Misschien moet hij maar stoppen met zijn stiekeme blind date gevlinder op het internet. Je weet maar nooit wie zich voor wat uitgeeft.
Stoer trekt hij zijn duifje dichterbij. Rita glundert.
“Als iemand bezwaar heeft op dit huwelijk, spreek nu of zwijg voor eeuwig.” Klinkt het plechtig door de kerk.
De kerkdeuren zwaaien open. Het kruisbeeld van de Zwarte God licht op.
Een gestalte, bol als een kanonskogel, verduistert de zonnestralen die naar binnen proberen te komen.
“Hij is van Mij,” krijst een stem door merg en been.
Iedereen verstijft van schrik.
Mia en Eliot kijken elkaar aan.
“Hoe was die Texaanse mop van jou nu weer darling?” Mia’s ogen twinkelen ondeugend.
Eliot knipoogt, en neemt zijn Mia in een tango greep. Zijn stem galmt luid door de kerk : “You know what makes the grass grow in Texas sweety pie?”
Waardig als een koningin draait Mia haar hoofd in de richting van de dreiging.
“Bullshit!” zingt ze zoet terwijl ze haar rivale recht in de ogen kijkt.

monica vanleke

column Airport 5


Column

AIRPORT 007 by Mo 007
hond in schaapskleren

Bob was zijn leven als schoothondje beu en ging aan de slag bij sheepcare, een transportbedrijf dat instond voor het dagelijks vervoer van schapen die hun gok gingen wagen aan de andere kant van de wei.
Er was veel werk bij Sheepcare want eenmaal de dieren arriveerden waar ze dachten te willen zijn en merkten dat het gras daar helemaal niet groener was, wilden ze weer terug.

Bob kreeg een blauwe halsband met een nummer in gegraveerd waarmee hij zich elke ochtend moest aanmelden bij de ingang van de wei. Een minuut te laat betekende een bot minder lunch. Verder was het verboden te blaffen, te grommen, te bijten of zelfs te kwispelen.
Bob stond in voor de inscheping van de schapen en hun bagage. Hij had honden altijd slaafs gevonden, maar het gedrag van deze viervoeters tartte al zijn verbeelding. Het was alsof ze aan elkaar kleefden en niemand het waagde zich uit de grote bol wol te begeven. Als het eerste schaap door een smal poortje naar zijn balie liep, volgde de hele sliert dezelfde weg, terwijl de brede grasloper voor hun neus uitnodigend lonkte.
‘Domme kudde’, zuchtte hij. Maar hij vergiste zich. De krullerige bengels bleken enorm gewiekst te zijn in het sjoemelen met bagage, waarbij ze leugens en verleidingsmiddelen niet weerden. Ze luisden hem er met hun misleidend schaapachtige glimlach moeiteloos in.
Dan moest hij op zijn tanden bijten en soms ontsnapte hem wel eens een verboden grom.
Vrouwelijke schapen gooiden zonder pardon hun boezem op zijn balie, waarbij ze hem met vlinderende wimpers hypnotiseerden: ‘allez, monsieur le chien, vous êtes gentil!’ Op zulke momenten zonk zijn verweer in zijn poten en moest hij zich enorm beheersen om zijn staart stil te houden en niet te kwispelen. Maar al gauw begon hij er de humor van in te zien en genoot van het circus dat hij elke dag mocht aanschouwen.
Schapen, zogezegd uit Jamaica, verstopten smokkelwaren in hun weelderige valse rastalokken. Anderen verfden hun vacht paars, om de bosbessenjam te verdoezelen die ze wilden meenemen op reis. Zelfs ouderen deden mee aan de zwendel. Omaschapen verborgen breinaalden in hun manke poot, verpakt in verband, welke onverbiddelijk werden verwijderd. ‘Geen steekwapens aan boord!’ waarop dramatische scènes vol krokodillentranen volgden over babysokjes en slaapmutsen voor zieke opaschapen die moesten gebreid worden…
Op een dag haalde Bob het in zijn hondenkop om een laatkomer die zijn vlucht gemist had, in te lichten over het niet groenere gras aan de andere kant, en het nodeloze van de geplande reis. Het mormel bleek een wolf in schaapskleren te zijn en beet zijn neus er bijna af dat hij zich met zijn eigen zaken moest bemoeien.
Sindsdien heeft hij zijn les geleerd en tracht hij de wereld niet meer te verbeteren. Hij ruilde zijn halsband in voor een donzig krullenpakje, en zwerft sindsdien incognito rond tussen de reizende schapen.

Laat je niet misleiden door schattige wolletjes op poten…niets is wat het lijkt….

column Airport 4


Column

AIRPORT 007 by Mo 007

Disney

Het leukste aan het hoogseizoen op de luchthaven zijn de kinderen die er massaal aanstranden. Terwijl de ‘groten’ zich ergeren aan de drukte, lopen de kleintjes te dartelen tussen de chaos. Ons werkterrein is voor hen als Disneyland. De bagagebanden zijn de rollercoasters voor de koffers. Met veel gevoel wuiven de kleuters hun reistassen uit, die als eerste over de gigantische roetsjbaan naar het vliegtuig mogen rollen. Sommige dappere rakkers willen er maar al te graag achteraan gaan, het avontuur tegemoet. “Komt dat zien! : attractie Pirates of the Airport”. Toegegeven het is daar beneden een beetje een goudmijn met al die bezittingen die samen komen. Piratenpakjes voor het personeel, (inclusief ooglapjes die letterlijk helpen een oogje dicht te knijpen voor het teveel aan gewicht), zouden de boel wel opvrolijken.
Aan de gate raken de jongste passagiers gefascineerd door de uit Star Wars ontsnapte C-3PO en R2-D2, die gretig hun instapkaarten opslokken. De robots zijn het leukst als ze een beetje opstandig zijn, want dan flikkeren en piepen ze en soms spuwt er eentje een boardingpass ondeugend weer uit. ‘Oei, deze vindt hij niet zo lekker! Beetje zout erop?’

Op rij 5 word ik verrast door een 8-jarig meisje dat me een eigengemaakt paspoort van haar troetel overhandigt. Spinnie heet het mormel, 5 cm groot, geboren in Nederland. Voor ik het zelfgetekende portret kan ontwaren springt Spinnie in pluche lijve bijna op mijn neus en zie ik scheel op een harige spin. ‘5 cm?’ gil ik, ‘ Je hebt haar poten niet meegerekend!’ In grand écart haalt het monster minstens 25cm waarbij het gemakkelijk had kunnen meedoen aan de casting voor de spinnenscène in de Harry Potter film Chamber of Secrets. ‘Dag arme koffer’. Spinnie wuift met 1 poot de bezittingen na van zijn meesteres. ‘Moet toch niet leuk zijn voor mijn tas’, zucht het meisje, ‘ zo alleen in het donker in de buik van het vliegtuig’. ‘Maar mijn koffer is er toch bij?!’ voegt papa eraan toe. ‘He ja,’ lacht ze al weer, ‘ dan kunnen onze kleren leuk met elkaar keuvelen! Dag onderbroek van papa, dag bh van mama, hoe gaat het bij jullie?’ ‘Op de heenweg dan wel’, grap ik, ‘op de terugweg lijkt het me minder aangenaam met al die vuile was’. ‘Nou, dan doen ze het zo toch’, vervolgt paps, waarbij hij met 2 vingers zijn neus dichtknijpt en met Donald Duck stem zingt: ‘Dag onderbroek!’ We liggen in een deuk van het lachen.

En terwijl in mijn gedachten de vuile onderbroek en bh samen de koffer induiken voor een wild nummertje en daarmee het vliegtuig buikpijn bezorgen, denk ik aan een anekdote die me ter oren kwam. ‘Mevrouw, ik zal U voor de hele groep pakken’, kreeg ooit een passagier te horen van een zorgzame flightcare collega, die haar wou geruststellen dat ze niet meer in de rij moest aanschuiven na het in orde brengen van een formaliTiet : ))

column Airport 3


Column

AIRPORT 007 by Mo 007

Saturday flight fever

Zoals elke soldenperiode de kooplust vermeerdert bij de mensen, stijgt de vlieglust ieder hoogseizoen evenredig mee. De uitverkoop op de luchthaven is blijkbaar deze zaterdag begonnen. Ik zie overal stapels verlaten koffers. Het lijkt wel of het 10-koppig monster in de kelder er ineens genoeg van heeft gekregen van al die bagage ononderbroken door zijn tiendelige strot gepropt te krijgen en ze in een impuls rebels heeft uitgeboerd.
De splitten in mijn uniformrok kraken gevaarlijk wanneer ik me een weg baan door deze jungle. Mijn frisse douchegeur wordt in enkele seconden over’walmd’ door verhitte adem van honderden wachtende passagiers.
En onder dit alles elegant blijven! ‘Glimlach, U wordt gefilmd’. Mijn lach voelt groenig. Misschien moeten we, in navolging van het rode licht bij Brussels Airlines, de andere balies opfleuren met blacklight, om onze (steeds zeldzamer wordende) lach ultra wit te reflecteren tot aan de andere kant van de vertrekhal.
“Officer, een glimlach op rij 9!”…zou eens wat anders zijn dan de noodoproepen over uit de hand gelopen discussies.

Een onophoudelijke sliert mensen passeert mijn balie aan een zo hoog tempo, dat ik er duizelig van word. Ik ben nooit een uitgaansbeest geweest, maar een bezoek aan een disco met bijhorende housemuziek lijkt me ‘Zen’ in vergelijking met deze gekte van krijsende baby’s, huilende opgesloten honden, stotterende bagagebanden en calls die niemand verstaat.

Wanneer ik op het einde van de dag aan de gate van mijn laatste vlucht arriveer, zie ik eruit als Indiana Jane, na een overlevingstocht door de brousse. Had ik mijn strijkijzer bij, dan kon ik samen met mijn uniform gelijk de instapkaarten even bijwerken die duidelijk kreukelige sporen van frustratie vertonen. Met mijn rit naar huis in gedachten, krijgen deze passagiers mijn mooiste ‘fijne vlucht’-glimlach van de dag. “U ook!” antwoordt iemand.
En dat doe ik. Even later vlieg ik noordwaarts over een verlaten autobaan. Laat België maar leeglopen, mijn tuin wacht.
Eenmaal thuis, levert mijn‘hard-gewerkt-op-de-luchthaven’- look een voet- en rugmassage op.
Hehe, alles heeft zijn voordelen!

column Airport 2


Column

AIRPORT 007 by Mo 007
George Clooney


Mensen worden kwetsbaar wanneer ze een luchthaven betreden. Sommigen veranderen plotsklaps in kippen zonder kop, alsof al hun zintuigen tegelijk blokkeren en uitvallen.
Wanneer het eigenverantwoordelijkheidsgevoel is gedaald onder nul, zijn ze verloren en neemt de grote klopgeest ‘ON’ bezit van hen. Je herkent ze aan: ’Oui, mais ON m’a dit de venir ici’…’ON’ m’a dis que j’avais le droit d’emmener 30 kilos’. ‘ON’ veegt genadeloos de vloer van de luchthaven met deze weerlozen en maakt van hen tragische slachtoffers aan wie wij, check-in agenten het genadeschot mogen geven.

Vliegen blijft iets magisch hebben en het valt niet mee om de controle over te geven aan een vogel uit blik, bestuurd door een onbekende piloot.
Ook in je papieren laten kijken en door je bagage laten snuffelen maakt kwetsbaar.
Vertederend is de betrapte blik van een bijgewerkte 60-jarige dame die er hooguit 35 uitziet.
OP de luchthaven worden vele neuzen genadeloos langer, zoals Pinocchio overkomt in Shrek2, wanneer hij aandoenlijk tracht te ontkennen dat hij een string draagt.

Het is niet al goud wat blinkt en daartegenover kan een grijze duif wel eens verrassend uit de hoek komen.
Zo vroeg gisteren een Engelse onopvallende ‘13-in-een-dozijn verschijning’ van begin 50 me met serieuze blik en gespeeld gebiedend: ‘Can you give me een seat next to a nice gentleman, extremely handsome and very rich please?’ De pit die uit haar ogen sprong maakte haar 100 maal mooier dan een galajurk van eender welke ontwerper zou kunnen doen. Ik hoop dat ik haar de blind date van haar leven heb gegeven.
Wie weet hoeveel mensen hebben elkaar al gevonden door onze tussenkomst in het seatingplan? Dat nog geen handige commercant op het idee is gekomen dit uit te buiten.
Ik hoor het ons al vragen: ‘Widow sir?’

‘King of the week’ werd de Kroatische versie van één van ’s werelds meest begeerde mannen (volgens ‘ON’: )). Zijn pasfoto katapulteerde me rechtstreeks naar Hollywood.
‘You look like George Cloony!’ lachte ik spontaan…..’on your picture’, voegde ik er zacht aan toe wanneer ik opkeek en een iets zwaardere versie ontwaarde dan op de foto. De man sloeg verlegen zijn ogen naar de grond, en mompelde glimlachend: ‘I gained some weight’, waarbij zijn aaibaarheidsfactor zich vermenigvuldigde X 3!...en hij het in mijn ogen in 1 haal van George won.



column Airport 1




Column

AIRPORT 007 by Mo 007
“What’s in a name”?

Ooit stilgestaan bij de symboliek van namen?
Als check-in agenten krijgen we daar overvloedig de kans toe.

De eerste passagier die zich bij me aanmeldt op rij 5 draagt gracieus de naam Mr. Good. Smetteloos wit hemd, stralend witte tanden, perfect geschoren, gemanicuurde handen. Ik durf erop te wedden dat hij zich nooit een bad-hairday toestaat. Plagend vraag ik hem of het niet saai is van altijd ‘good’ te zijn. Maar, bang van ‘bad’ begrijpt hij beleefd de dubbele bodem niet.

Na enige uren van onopvallende namen, word ik verrast door een Spaanse dame gekroond met de voornaam Amor. Haar uitstraling vertelt me echter dat zelfs zulk een naam je niet spaart van liefdesperikelen. Wat later bevestigt ze me ook dat haar ‘amor’ met de noorderzon is verdwenen en haar triest met haar achternaam alleen liet.
Na de lunch krijg ik madame Valentine, epouse de messieur Le Curez, aan de balie. Ze vuurt priemende woorden op me af, zoals cupidootjes doen met hun pijlen, maar dan met een ander effect. Mogelijk een verdwaald pijltje, bedenk ik als ik de man bekijk en voelt ze zich rouwig omdat ze haar naam heeft moeten afstaan na haar huwelijk. Reflecterend daarover daagt een uitspraak van Johnny Depp in me op, die ooit zei dat hij zijn, geliefde Vanessa Paradis haar kostbare naam niet wou afnemen. En alsof mijn gedachten om feedback hierover vragen, krijg ik daarop een Deense man bij me aan de balie die de familienaam van zijn vrouw op zijn paspoort draagt. Blijkbaar kunnen mannen in Denemarken kiezen om de naam van hun vrouw aan te nemen na het huwelijk!

Maar, als het gaat om een naam als die van de laatste passagier van de dag, zou ik maar al te graag de mijne inruilen:
Mr Love, een charmante Engelsman, die duidelijk tevreden is over het verloop van zijn dag.
‘Wow, Mr Love! Finally we meet!’ scherts ik blij.
Glimlachend antwoordt hij: ‘ People only meet me once’.
‘I feel honoured’ en ik overhandig hem zijn boardingpas. Hij is al een paar stappen van me verwijderd , wanneer hij zich omdraait en me toezoemt :
‘I hope we meet again.’

Nazinderend van deze toch wel opmerkelijke namen, herinner ik me een voorval aan de gate van enkele maanden geleden, waarbij een passagier me met een boos gezicht op mijn borstzakje wees:’ what kind of a name is that : ‘Fightcare’ ??!! In zijn felheid had hij de letter ‘L’ gemist.
Ter plekke vond ik uit : ‘Well, Sir, we fight for your care, to make it more ‘light’ for you on your flight handled bij fLightcare !”