zondag 5 juli 2009

Everyone on stage

Het hotel Westende-week 3
Op stage in het poepchique hotel Amigo. Ik voel mij als op het podium in een theaterstuk van Jan Decorte: naakt. Er is zelfs geen partner in de buurt als houvast. Hoe gaan de hotelgasten ons overleven? Gelukkig worden we op veilige afstand gehouden. In de zoo zitten de wilde dieren ook achter dubbele tralies. En wij moeten nog flink getemd worden om te kunnen tippen aan vijfsterrenbediening.
Alles is hier pure perfectie. Mijn mond valt open als ik zie met hoeveel precisie de tafels worden gedekt. Een meetlat komt er nog net niet aan te pas zoals in het koningshuis. Zoutvaatjes altijd links, of was het rechts? Vergeten.
Kunst is overal. De kok tovert eetbare schilderijen. De afgeborstelde barman shaket cocktails alsof hij een tango danst. De kamermeisjes lijken wel feeën die met een toverstok rond gaan. Alles wat ze aanraken blinkt.

Ik word ingeschakeld met de turndown: de kamers slaapklaar maken. Mijn ogen kunnen de Filippijnse vrouw niet volgen, laat staan mijn benen. Als laatste gebaar legt ze iedere keer weer, met evenveel aandacht chocolade op het nachtkastje. De Sint komt hier elke nacht.
Na een paar kamers schuif ik door naar het restaurant. Het lijkt wel een estafette wedstrijd.
Mijn collega en ik krijgen een neptafel toegewezen. Deze klanten zijn gebrieft over ons. De vrouwen wauwelen gezellig Antwerps onder elkaar, maar de bediening willen ze in het Frans. « Ceci n’est pas une pipe. » denk ik à la Magritte. « Ineens is mijn pijp uit. Ceci n’est pas une serveuse, ceci n’est pas ma tasse de thé. » Slaplachend vanbinnen strompel ik deze shift door.

Een banket is in volle actie. Men komt handen te kort om de ongeduldige Italianen op hun wenken te bedienen. Het hoofd van de zaal trekt afkeurend de ‘stage’ stickers van onze jas en duwt ons de zaal in. Afruimen! Ik begeef het bijna. Iedereen zal zien dat ik dit nog nooit gedaan heb. Ik haal diep adem en gooi me in de massa, mijn ondergang tegemoet. Ik lijk wel een wandelend drumstel met de rinkelende borden en bestek in mijn trillende handen. Mijn afgang is compleet als ik merk dat zelfs dit niemand ziet. Ik ben onzichtbaar! Wat is erger: uitgelachen worden of niet gezien worden? Mijn ego jankt. Welcome in the invisable underclassworld van ‘the servants’ Macaronica. Ik ben ondertussen high van vermoeidheid. Een kop soep wegdragend hervind ik mezelf uit in Minestronica.

Dit hotel is een Rolls Royce. Hoe hard en lang de motor ook draait, je hoort hem niet en voelt je op wolkjes gedragen. Achter zoveel elegantie schuilt grote discipline. Een scheef woord back stage, transformeert in een professionele glimlach ‘on stage’.

We sluiten de tweedaagse af met een wedstrijd cocktail ontwerpen. Zucht. “Mag het ook een cocktailjurk zijn meneer?” Ik had me beter opgegeven voor de designers. Ik behaal de laatste plaats met mijn niet te drinken brouwsel dat ik Demonica doop. In gedachten geef ik mezelf de eerste plaats voor het vinden van de zoveelste baan waar geen enkel talent van mij van pas komt. Iemand een talentje van mij? Niemand?

Ik overleef deze stage dankzij mijn koningskamer die meer kost voor 1 nacht dan mijn appartement voor 1 maand. In een bed dat breder is dan ik lang ben, mijmer ik over dienstbaarheid. “De koning is de grootste dienaar.” Hoorde ik mijn leraar vroeger zeggen. ‘Of zo zou het moeten.” Voegde hij er dan altijd aan toe. Ik begin dit te snappen. Een groot mens is nodig om te kunnen dienen. Mijn zelfvertrouwen staat laag. Ik weiger zo in te slapen. Ik rol mezelf in alle richtingen, op zoek naar een perceptie die me mijn glimlach terug bezorgt. Ondersteboven in een joga houding vind ik de reddende gedachte: onze dappere deelname aan dit programma bezorgt straks massa’s mensen leedvermaak…als dat geen dienstbaarheid is!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten